De hoofdregel is dat de opbouw (sparen) van vakantie- en compensatieverlof níet tot het belastbaar loon wordt gerekend en doorbetaling van loon tijdens het opnemen (of bij een eventuele uitbetaling) van vakantie- en compensatieverlof wél.
Deze fiscale hoofdregel geldt niet onbeperkt, maar kent een maximering. Indien namelijk een werknemer aan het einde van een kalenderjaar door sparen van vakantie- en compensatieverlof meer verlofrechten heeft opgebouwd dan de arbeidsuren in de aan die datum voorafgaande 100 weken, dan vormt de aanspraak op dat opgebouwde verlof voor het meerdere belastbaar loon (in december van dat kalenderjaar). Het gaat hierbij om de totale verlofaanspraken, ongeacht de aard of regeling waarop deze aanspraken zijn gebaseerd (dus inclusief bijvoorbeeld niet-opgenomen vakantiedagen).
De opbouw van vakantie- en compensatieverlof vormt op zich geen bezoldiging voor de WNT, tenzij die opbouw in een bepaald kalenderjaar uitgaat boven het bovenomschreven fiscale maximum. In dat geval vormt het meerdere in dat kalenderjaar bezoldiging voor de WNT. De uitbetaling of afkoop van opgebouwd vakantie- en compensatieverlof vormt in beginsel (enkele bijzondere uitzonderingen daargelaten) altijd bezoldiging voor de WNT. De situatie van fiscaal bovenmatig gespaard vakantie- en compensatieverlof zal zich naar verwachting bij topfunctionarissen niet of slechts bij hoge uitzondering op grond van bijzondere omstandigheden voordoen.