Dat hangt van de feiten en omstandigheden van het geval af.

Doorbetaling van bezoldiging gedurende de opzegtermijn wordt wel aangemerkt als een door de WNT genormeerde uitkering wegens beëindiging van het dienstverband als bedoeld in artikel 2.10, derde lid, WNT, voor zover:

  • Partijen in verband met de beëindiging van het dienstverband zijn overeengekomen dat de topfunctionaris gedurende de opzegtermijn zijn of haar functie niet hoeft te verrichten en ook geen vervangende werkzaamheden hoeft te vervullen, én
  • De vrijstelling van het verrichten van de functie of van andere werkzaamheden niet rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeit uit een wettelijk voorschrift, een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst of een andere met vakbonden overeengekomen collectieve regeling (zoals een sociaal plan).

Doorbetaling van bezoldiging gedurende de opzegtermijn wordt echter niet aangemerkt als een door de WNT genormeerde uitkering wegens beëindiging van het dienstverband als bedoeld in artikel 2.10, derde lid, WNT maar als bezoldiging, voor zover:

  • De vrijstelling van het verrichten van de functie of van andere werkzaamheden rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeit uit een wettelijk voorschrift, een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst of een andere met vakbonden overeengekomen collectieve regeling, óf
  • Sprake is van het opnemen van vakantiedagen die zijn opgebouwd voorafgaand aan de datum waarop de periode start waarin de bezoldiging wel wordt aangemerkt als een door de WNT genormeerde uitkering wegens beëindiging van het dienstverband zoals in het eerste deel van deze Q&A beschreven. Hetzelfde geldt voor het opnemen van gespaarde vakantie- of compensatiedagen (spaarverlof), maar alleen voor zover het opnemen daarvan op grond van artikel 7, vijfde lid, onderdeel b, Beleidsregels WNT 2026 niet leidt of zou leiden tot correctie van de omvang van het dienstverband.