Wat geldt er voor de deeltijdfactor als een leidinggevende topfunctionaris bij meerdere rechtspersonen werkzaam is binnen een groep van rechtspersonen waarvan twee of meer (waaronder de moeder- of holdingvennootschap) kwalificeren als WNT-instelling?

Indien één persoon bij alle rechtspersonen of instellingen van een groep van rechtspersonen werkzaam is als leidinggevende topfunctionaris en er dus in feite sprake is van een personele unie, dan kan de deeltijdfactor voor de WNT worden bepaald op basis van wat er is afgesproken in de (arbeids)overeenkomst van de topfunctionaris met de moeder- of holdingvennootschap of de personeelsvennootschap en wat er in de statuten van de rechtspersonen of instellingen staat, en of hetgeen daar is afgesproken of vastgelegd overeenkomt met de praktijk. De WNT legt in dat kader alleen verplichtingen op aan WNT-instellingen die onderdeel zijn van de bedoelde groep. Mogelijk zitten er ook niet-WNT-instellingen in de bedoelde groep, voor die rechtspersonen gelden de WNT-verplichtingen niet. Hieronder twee situaties die in ieder geval kunnen voorkomen:

1. Als de topfunctionaris een arbeidsovereenkomst heeft met de moeder- of holding­vennootschap (zijnde een WNT-instelling) als lid van de Raad van Bestuur en betrokkene werkt 100% van zijn tijd in die functie als lid van de Raad van Bestuur dan heeft hij een deeltijd factor van 1,0 fte bij de holdingvennootschap. Het is daarnaast mogelijk dat betrokkene tevens wordt benoemd tot directielid van een dochter (tevens zijnde een WNT-instelling) en uitgeleend wordt (inclusief doorbelasting daarvoor) aan die dochter en bij of voor die dochter een aantal uren per week werkzaam is. Dit doet niks af aan het feit dat hij 1 fte bij de holding werkt als lid van de Raad van Bestuur. Dit kan WNT technisch prima naast elkaar. Voor de volledigheid: er zal meestal geen sprake zijn van eventuele toepassing van de anticumulatiebepaling, artikel 1.6a WNT, omdat bij de dochter geen sprake zal zijn van functievervulling op grond van een echte of fictieve dienstbetrekking en er is ook geen sprake van een gelieerde rechtspersoon voor zover moeder en dochter beiden WNT-instelling zijn.

Er zijn in de praktijk drie mogelijke constructies voor het bestuur van een WNT-dochter.

a. De moeder of holding (de rechtspersoon) is de statutair bestuurder van de WNT-dochter. In dat geval wordt de WNT-dochter in en buiten rechte vertegenwoordigd door de Raad van Bestuur van de moeder of holding, die dan de feitelijke directie van de WNT-dochter voert.

b. Individuele bestuurders (leden van de Raad van Bestuur) van de holding zijn ook benoemd tot bestuurder van de dochter (personele unie).

c. Een mix waarbij naast de rechtspersoon als bestuurder van de WNT-dochter ook een individuele bestuurder van de holding wordt aangesteld als bestuurder van de WNT-dochter.

Voor het vaststellen van de feitelijke situatie en voor de bepaling van de toerekening van werkzaamheden aan specifieke dienstverbanden voor de WNT, zijn bijvoorbeeld de arbeidsovereenkomst, de functieomschrijving in de arbeidsovereenkomst, de statuten van de rechtspersoon, het reglement van de Raad van Bestuur van de moeder of holding, de formele benoemingen en de registratie daarvan bij het Handelsregister leidend. Daaruit kan bijvoorbeeld blijken dat het zijn van directielid bij de dochter (WNT-instelling) inbegrepen is bij de functie als lid van de Raad van Bestuur bij de moeder of holding (WNT-instelling). Als uit de vorengenoemde bronnen bijvoorbeeld blijkt dat de directie uitsluitend bestaat uit leden van de Raad van Bestuur van de Holding, dan behoort het zijn van directielid tot de taken van een lid van de Raad van Bestuur. Het is dan logisch dat deze taken tot de 1 fte arbeids­overeenkomst als lid van de Raad van Bestuur en de daarvoor afgesproken bezoldiging horen.

2. Als er niks is afgesproken in de arbeidsovereenkomst van de topfunctionaris met de holding (zijnde een WNT-instelling) of statuten over de inzet van het lid van de Raad van Bestuur in een directie van een dochter, dan hoort die inzet niet bij de taken van een lid van de Raad van Bestuur en de daarvoor betaalde bezoldiging. In dat geval zal er gekeken moeten worden naar de feitelijke situatie. Als blijkt dat de topfunctionaris die verantwoord moet worden als lid van de Raad van Bestuur van de moeder- of holdingvennootschap (zijnde een WNT-instelling) feitelijk minder werkt dan voltijds (1fte), omdat dit lid van de Raad van Bestuur daarnaast ook directielid taken verricht (en hij bijvoorbeeld 50% van zijn tijd niet besteedt als lid van de Raad van Bestuur maar als directielid van de dochter) dan zal de deeltijdfactor als lid van de Raad van Bestuur op 0,5 fte verantwoord moeten worden en waarschijnlijk plus minus 0,5 fte als directielid van de dochter (als deze dochter een WNT-instelling is); de deeltijdfactor kan dan bepaald worden (als er niks vastligt) aan de hand van het stappenplan voor een topfunctionaris zonder dienstbetrekking vanaf de dertiende kalendermaand zoals opgenomen op www.topinkomens.nl. Om dit stappenplan te kunnen toepassen moeten wel de gewerkte uren van de topfunctionaris bij de dochter (zijnde een WNT-instelling) worden geregistreerd. Als er veel variatie of fluctuatie is in de gewerkte uren per rechtspersoon, mag met gemiddelde gewerkte uren per week, maand of jaar worden gewerkt.

Bovenstaande situaties zijn illustratief bedoeld en ze zijn ook niet limitatief bedoeld. Wat in een concrete situatie geldt, zal aan de hand van de feiten en omstandigheden vastgesteld moeten worden.

Het is dus in alle gevallen belangrijk dat de WNT-instelling goed vastlegt wat de situatie is, zodat e.e.a. verantwoord kan worden en gecontroleerd kan worden door de accountant. Hierbij valt te denken, naast de hierboven genoemde documentatie op grond waarvan een topfunctionaris werkzaam is bij een bepaalde rechtspersoon, aan onder meer het vastleggen van de voor de topfunctionaris betaalde doorbelaste kosten, de door de topfunctionaris voor de WNT-instelling gewerkte uren/deeltijdfactor, de duur van het dienstverband met de topfunctionaris etc.